Hieronder volgt een vertaling door Guus Went van de eerste acht pagina’s (pp. 37 – 45) van hoofdstuk 3, ‘The Second Guardian Meditation: Metta’ uit: Sayadaw U Pandita, The State of Mind Called Beautiful. Boston, 2006, Wisdom Publications. (Hier is het gehele boek digitaal.)
De titel van deze vertaling is ontleend aan een teaching die Sayadaw U Pandita gaf op de laatste dag van een 60-daagse retraite, 29 januari 2015, als onderdeel van de zogenoemde Victory Ceremony.
Liefdevolle vriendelijkheid, metta, beschermt de geest tegen haat en begeerte. Het wordt beoefend door een groot aantal mensen over de hele boeddhistische wereld. Het woord metta laat zich eenvoudig vertalen als “vriendelijk”, en ook als “vochtig” of “plakkerig”. Dit is de aard van liefdevolle vriendelijkheid. Wanneer het aanwezig is, is er vriendelijkheid en een gevoel van cohesie, van bij elkaar blijven.
Liefdevolle vriendelijkheid komt altijd gemakkelijk en op een natuurlijke manier op wanneer de geest een dierbaar persoon als object neemt, een piyamanapa-puggala; of wanneer er metterdaad aan iemand gedacht wordt wiens karakter aimabel en aangenaam is. Ook een wondermooi aspect van iemand kan het object van liefdevolle vriendelijkheid zijn. Door metta bhavana op een systematische manier te ontwikkelen, kunnen we later ook neutrale of onaangename mensen als object van liefdevolle vriendelijkheid nemen, zonder dat dit ons vermogen om hen het goede te wensen vermindert.
Als wij metta als een mentale toestand analyseren, is het een vorm van adosa cetasika, een mentale factor zonder-haat-te-zijn. Metta komt op in de afwezigheid van haat, dosa, en staat er in feite diametraal tegenover. De aard van dosa is te vernietigen en te scheiden. Metta, als het tegendeel ervan, bouwt steun, samenhang en welzijn tussen bewuste wezens. Adosa is goedbedoelend, terwijl dosa slechte bedoelingen als eigenschap heeft.
Wanneer wij een onaangenaam persoon waarnemen, of een onaangenaam aspect van een persoon, wordt het bewustzijn droog. In de natuur valt droog materiaal gemakkelijk uit elkaar. Droge huid barst en functioneert niet naar behoren om het lichaam te beschermen. Wanneer haat aanwezig is, barst en vernietigt deze de geest. Van haat wordt ook gezegd dat het zijn eigen draagvlak opbrandt. Het verbrandt de geest, verbrandt de persoon, en brengt schade en vernietiging toe aan anderen. Dosa is werkelijk heel vreeswekkend.
Liefdevolle vriendelijkheid – sappig en samenhangend – laat relaties aangenaam en plezierig voelen.
Het winterseizoen in noordelijke klimaten beschadigt het lichaam. Als er geen bescherming is, droogt de huid uit en barsten de lippen. Er komt behoeftigheid op. Vocht inbrengende cremes, oliën en lippenbalsem zijn nodig om ontstane schade te herstellen en verdere problemen te voorkomen. Daarna kunnen mensen zich weer blij voelen. Op dezelfde manier, maar ernstiger, beschadigt haat de geest, droogt hem uit en brengt er barsten in. Gezondheid verdwijnt. Als aan de andere kant liefdevolle vriendelijkheid sterk ontwikkeld is, voelt men zich beschermd, blij en goed.
Metta en dosa kunnen niet echt naast elkaar bestaan. Daarom betekent het cultiveren van de ene het verwijderen van de andere.
Menselijke wezens leven niet op zichzelf. Wij bewonen allemaal een sociale omgeving, verbonden als we zijn met familie, vrienden, verwanten en collega’s. Wij klitten ook samen in dorpen, stadjes, steden, districten en naties. Zoals wij ons in al deze kaders tot elkaar verhouden, hebben we altijd liefdevolle vriendelijkheid nodig.
Twee stukken droog materiaal zullen niet aan elkaar plakken. Ook kan lijm geen sterke binding tot stand brengen als het maar aan één kant wordt aangebracht. Voordat ze aan elkaar zullen plakken, moeten beide elementen goed worden ingesmeerd. Als iedereen liefdevolle vriendelijkheid zou toepassen in relaties, zouden families en gemeenschappen een harmonieuze samenhang vertonen.
Wanneer mensen twisten, brengt dit onvrede. Als de twist niet wordt opgelost, zullen de betrokkenen snel uit elkaar gaan; beide partijen zullen lijden. Mensen die de waarde van metta niet onderkennen, vinden het makkelijker om ontevreden te worden over elkaar en zullen makkelijker uit elkaar gaan. Dit valt maar aan één ding te wijten, en dat is de vernietigende aard van haat, dosa, die beroering veroorzaakt voor onszelf en anderen, leidt tot ontevredenheid, en uiteindelijk tot scheiding of erger.
Karakteristiek, functie en manifestatie van Metta
In de teksten wordt liefdevolle vriendelijkheid gedefinieerd door haar karakteristiek (lakkhana), haar functie (rasa), haar manifestatie (paccupatthana), en haar onmiddellijke oorzaak (padattana). Deze viervoudige definitie dient begrepen te worden.
De karakteristiek van metta is anderen welzijn en voordeel toe te wensen. In het Pali is dit hitakara-pavatti-lakkhana, een lang woord dat betekent dat de aanwezigheid van welwillendheid in de geest het lakkhana, of karakteristieke kenmerk van metta is. Men wenst dat het anderen goed gaat, dat zij vrij zijn van ziekte, gelukkig, en op alle mogelijke manieren succesvol. Als dit lakkhana aanwezig is, voelt men zich ook in de eigen geest tevreden. Als er in plaats daarvan dosa is, is dat gevoel van tevredenheid niet leverbaar.
Liefdevolle vriendelijkheid kan niet alleen maar op mentaal niveau blijven. Ze moet zich manifesteren als vriendelijke woorden en lichamelijke handelingen die beheerst worden door liefdevolle vriendelijkheid. Dit is de rasa of functie van liefdevolle vriendelijkheid. In het Pali is het hitupasamhara-rasa, wat betekent dat mentale handelingen aangevuld en versterkt worden door verbale en lichamelijke handelingen, dat wil zeggen de daad van welwillendheid naar anderen.
Wanneer metta tot uitdrukking komt in het handelen, groeit zij krachtig – sterk genoeg om iedere rancune of wrok weg te vagen die zou kunnen hebben bestaan. Mensen die de neiging hebben rancune en wrok met zich mee te dragen, of het nu tegen andere mensen is of tegen situaties, lopen in hun leven tegen een heleboel problemen op. Vrij van rancune en wrok kan men een relatief vredig, probleemloos leven leiden. Aghata vinaya paccupatthana, ‘het ontbreken van rancune of het verwijderen van kwaadwillendheid’, is de manifestatie van metta.
Liefdevolle vriendelijkheid werkt ook om dosa te pacificeren. Haat, de vernietiger, is een innerlijke vijand van de geest, die van binnenuit opkomt als een vorm van akusala vera of kilesa vera, de vijand van onheilzaamheid en de vijand van bezoedeling. Haat en metta strijden met elkaar, net zo als de natuurlijke oliën en het vocht van de huid de strijd aangaan met hevige winden. Soms worden de natuurlijke verdedigers van de huid overweldigd en hebben zij hulp van buiten nodig. Ook in het gewone leven is het nodig dat wij onszelf trainen om de afscheiding van metta-vocht te vermeerderen, zodat het ons kan beschermen wanneer haat aanzet en de geest dreigt te overweldigen.
Het is belangrijk te wijzen op de onmiddellijke oorzaak voor liefdevolle vriendelijkheid, die de snelste of meest effectieve weg betekent om te maken dat metta opkomt. Dit is het vermogen om de lieftallige aspecten te zien van een ander persoon of een groep mensen. Deze lieftallige aspecten kunnen de vorm aannemen van vriendelijkheid door lichamelijk gedrag, aangename spraak of aangename mentale houdingen. We zouden de lieve, wondermooie gewoonte kunnen opmerken die een ander persoon heeft om voortdurend anderen te helpen, of om te geven en delen wat men heeft. Misschien zijn zij voortdurend deugdzaam, of verfijnd en goed van gedrag. Hoe meer men vaardig wordt in het opsporen wat goed, aangenaam en positief is aan anderen, hoe meer liefdevolle vriendelijkheid automatisch zal opkomen.
Het is even belangrijk onszelf te trainen in het geen aandacht besteden aan de haatdragende aspecten van een ander persoon of van een groep personen, en in plaats daarvan hun lieflijke kant te benadrukken. Dit vereist wijze, gerichte aandacht. Wanneer wijze aandacht, yoniso-manasikara, aanwezig is, ziet men op een simpele manier. Wanneer deze afwezig is, neigt men ertoe stil te staan bij het negatieve, en mensen en het leven waar te nemen op een eenzijdige en vervormde manier. Om te vermijden dat men zijn leven vergiftigt met negativiteit, is het cruciaal om te leren hoe men ontdekt wat lieftallig en positief is in onszelf en anderen, en daarop de focus legt en daarbij blijft.
Als men helemaal geen lieftallige aspecten in zichzelf kan vinden, in een andere persoon of in een groep, dan zal haat iemands waarneming domineren. Men zal dan overal niets anders zien dan fouten en moeilijkheden. Dosa heeft de geest overgenomen en maakt hem droog, stijf, gespannen en moeilijk. Als resultaat wordt het lichamelijke gedrag ook gespannen en moeilijk. In een ongetrainde geest overmant dosa metta maar al te vaak.
Zelfzuchtige liefde en onbaatzuchtige liefde
Echte liefdevolle vriendelijkheid, metta, komt gemakkelijk op naar aardige mensen en degenen die ons al nabij zijn. Tegelijkertijd echter is het waarschijnlijk dat tanha of begeerte en pema of gehechtheid aan dierbaren eveneens opkomen. Zelfzuchtige gehechtheid doet zich dikwijls voor als metta. Aangezien begeerte een bedrieglijke eigenschap heeft, dienen we op onze hoede te zijn. De meeste mensen leren het verschil nooit.
Liefde die beheerst wordt door zelfzucht, begeerte en gehechtheid aan dierbaren voelt ook vochtig en plakkerig. Er is aanhankelijkheid, een gevoel van plakken aan het object. Gewone mensen denken dat dit is wat bedoeld wordt met liefdevolle vriendelijkheid, en zij beschouwen hechtende liefde als een heilzame mentale toestand. Ware metta is van nature zuiver en hecht zich niet. Van de liefdevolle vriendelijkheid van een heilige arahat wordt gezegd dat deze kiriya is, een woord dat ‘inoperatief’ betekent. Zuiverheid van geest verandert de aard van liefde.
Liefde die beheerst wordt door tanha-pema moet beschouwd worden als enigszins onheilzaam, omdat het besmet is met egocentriciteit. De liefde die ervaren wordt onder familieleden, tussen vader en dochter, moeder en zoon, man en vrouw, en tussen andere verwanten is ongelukkigerwijs niet honderd procent ware metta.
Egocentrische liefde is oké zolang dingen gaan volgens onze wensen, opvattingen en verlangens. Maar wanneer mensen zich niet langer gedragen zoals wij willen dat ze doen, of er iets anders opkomt dat in tegenstelling is met onze voorkeuren, verliezen wij snel ons geduld. We worden onwillig om ons op te offeren. Vroeger of later worden wij opeens heel boos en kunnen zelfs ontploffen. Ware liefdevolle vriendelijkheid is zo niet. Metta heeft de eigenschap dat zij onbeperkt is. Men wenst het welzijn en geluk van anderen – te allen tijde. Zelfs als men beledigd wordt door een andere persoon, voelt men geduld, vergeving, en bereidwilligheid om zich op te offeren.
Dit is waar karuna, compassie, op het toneel verschijnt. Karuna is verbonden met metta in een groep meditaties die brahmavihara genoemd wordt, of goddelijke verblijfplaatsen. Het geeft ons de kracht en de moed om de zaken die onvermijdelijk opkomen tussen ons onder ogen te zien zonder zelfzucht, boosheid en verwarring. We dragen niet langer bij aan het totale probleem – geheel anders dan met tanha-pema, die gewoonlijk leidt tot een verwarde en gestresste toestand van de geest.
De teksten hebben een ander woord voor hechtende liefde – gehasita-pema, ‘liefde voor eigen huis of familie’. Dit is een liefde die beperkt is, begrensd door begeerte en gehechtheid. Ananda, die gedurende vele jaren de verzorger van de Boeddha was, voelde een enorme liefde en gehechtheid naar de Boeddha. Vanwege gehasita-pema kon Ananda zolang de Boeddha leefde geen volledig inzicht in de Dhamma bereiken. Zelfs ofschoon hij voortdurend in de nabijheid was van de grootste wereldleraar, bleef hij iemand die de stroom was binnengegaan (de eerste gradatie van heiligheid had bereikt, vert.), niet in staat volledige bevrijding te bereiken van alle bezoedelingen. Pas na het heengaan van de Boeddha was hij in staat gehasita-pema af te snijden en de Dhamma te realiseren als een arahat (de vierde en hoogste gradatie van heiligheid, vert.).
Metta binnen de familie
Op dit punt kan de vraag opkomen of ware metta ooit werkelijk bestaat tussen man en vrouw, ouders en kinderen, of andere verwanten. Welzeker – maar wel met onderbrekingen. In sommige families is het opkomen van ware liefdevolle vriendelijkheid heel veelvuldig. De ouders en de kinderen hebben goede intenties naar elkaar, dus er is een neiging naar harmonie en eenheid. Problemen steken onvermijdelijk de kop op, maar aangezien de familieleden elkaar kunnen vergeven, lossen zij iedere situatie op als hij zich voordoet. Ze blijven voor een lange tijd verbonden, enkel en alleen omdat er keer op keer ware liefdevolle vriendelijkheid tussen hen opkomt. De teksten illustreren de voordelen van liefdevolle vriendelijkheid met de volgende parabel.
Er was eens een koe die voor haar kalf zorgde. Na verloop van tijd verscheen er een jager, die een pijl op het kalf afschoot. Tot zijn ontsteltenis kaatste de pijl terug zonder het kalf op enige manier te kwetsen. Het kalf was beschermd gebleven door de liefde van de moederkoe. Als mensen genieten we een hogere status – ons vermogen tot liefdevolle vriendelijkheid is van een hogere orde dan dat van een koe, of tenminste dat zou het moeten zijn. Wij moeten er naar streven ons volledige menselijke potentieel in deze zin te vervullen. In het bijzonder als we de noodzaak gezien hebben om metta in sterke mate te ontwikkelen, kan zij sterk genoeg worden om vele soorten van zorgelijkheden en bekommernissen om te buigen.
Sommige mensen zeggen dat zij zo verliefd zijn op een andere persoon dat zij het niet kunnen verdragen zelfs maar een paar uur gescheiden te zijn. Dit soort intense gehechtheid is beslist onheilzaam, akusala. Als liefdevolle vriendelijkheid sterker is dan egocentrische belangstelling, kan een persoon periodes van scheiding verdragen, en geliefden een grotere onafhankelijkheid toestaan zonder enige vermindering van het gevoel van liefde.
Nabije en verre vijanden
Tanha of begeerte en pema, gehechtheid aan dierbaren, worden de nabije vijand genoemd van metta omdat gehechtheid zich zo dikwijls vermomt als ware liefdevolle vriendelijkheid. Eigenbelang en metta komen afwisselend op, de schijn wekkend dat ze met elkaar vermengd zijn. Daarentegen wordt haat, dosa, de verre of verafgelegen vijand genoemd, omdat de aard hiervan duidelijk tegengesteld is. Wanneer haat aanwezig is, is liefdevolle vriendelijkheid gewoonlijk ver weg; en het is moeilijk om de ene aan te zien voor de andere.
Normaliter is het zo dat als mensen werken aan het ontwikkelen van liefdevolle vriendelijkheid, zij dit gewoonlijk doen voor hun eigen voordeel. Een echtgenoot en echtgenote die samenleven, willen zich in het algemeen harmonieus tot elkaar verhouden; toch houden zij altijd hun eigen voordeel in het oog. Deze soort liefde is te kwalificeren als tanha-pema, een liefde die hoopt iets terug te krijgen. Ware metta, liefdevolle vriendelijkheid, bevat geen verlangen naar eigen voordeel.
Anderen bevoordelen, zichzelf bevoordelen
Wanneer haat opkomt, wordt liefdevolle vriendelijkheid grondig geblokkeerd. Ook wordt, wanneer zelfzuchtige genegenheid of wellust onze geest binnenglipt, ons oordeelsvermogen beneveld en worden onze reacties vervormd. Zonder het te weten, zetten we onszelf werkelijk op de eerste plaats. We zijn onze oude vijanden akusala vera en kilesa vera (onheilzaamheid en bezoedeling) weer tegengekomen; haat en wellust zijn mentale vervuilers die ons vervullen met gekweldheid en onzuiverheid. In tegenstelling daarmee is een geest die werkelijk doordrongen is van metta helder, en in plaats daarvan vervuld van een gevoel van onbegrensde vriendelijkheid. Op dat moment zijn de mentale smarten ver weg.
Laten we om het begrip van nabije en verre vijanden te illustreren, denken aan een bokswedstrijd. Soms kiezen boksers voor grote maaiende bewegingen, om te proberen met de grootst mogelijke kracht te slaan. Op andere momenten slaan zij vanuit dichtbije hoeken op een onverwacht moment. De klap van een wilde zwaai zie je gemakkelijk aankomen, en is voor een bokser gemakkelijker te vermijden. Maar tegen de verrassingsstoot is het moeilijk je te verdedigen – een bokser kan worden neergeslagen zonder te weten wat hem raakte. Op dezelfde manier is het veel gemakkelijker om de grote dosa-klap te vermijden dan de stiekeme aanvallen van tanha-pema of gehasita-pema. De beperkte vormen van liefde doen zich voor als liefdevolle vriendelijkheid en kunnen heel moeilijk zijn om correct in te schatten. Vanwege de grote mogelijkheid van verwarring is het nodig jezelf te onderrichten om de aard van zelfzuchtige liefde helder te krijgen en te herkennen.
Het is ook goed om de waarde van liefdevolle vriendelijkheid voor onszelf te onderzoeken. Praktische experimenten kunnen vrijelijk gedaan worden. Probeer maar eens een glimlach naar iemand anders te geven – hoogstwaarschijnlijk krijg je een glimlach terug. Als je iemand begroet met lieve woorden, is het waarschijnlijk dat je een lieve reactie terugkrijgt. Als je aanwijzingen geeft aan iemand die in de stad de weg kwijt is, of een medereiziger helpt zijn of haar bagage de trein of bus in te krijgen, is het waarschijnlijk dat je een hartelijk dank-je-wel ontvangt. Je zult waarschijnlijk ook aangename gedachten hebben, zoals ‘ik heb mijn burgerplicht gedaan’. Een gevoel van geluk en tevredenheid zullen in je opkomen.
De Dhamma kan worden begrepen als richtlijnen voor geluk – het voordeel en welzijn van alle bewuste wezens. Als zodanig kan de Dhamma beoefend worden door iedereen, los van enige religieuze achtergrond. Je zou kunnen zeggen dat de Dhamma eenvoudigweg de beste manier is om menselijk te zijn. Wie zal een helpende hand weigeren? Als het aanbod van hulp werkelijk gebaseerd is op de wens om geluk te brengen aan een ander persoon of een groep, en er geen zelfzuchtige motivatie achter verborgen ligt, is het een zeldzaamheid dat de hulp afgeslagen wordt.
Metta, liefdevolle vriendelijkheid, is werkelijk het verlangen anderen voordeel te geven. Het vervult het aspect van de Dhamma dat relationeel is. Het eenvoudige, fundamentele principe van vriendelijkheid kan en moet beoefend worden door iedere afzonderlijke persoon.
Wanneer wij een wezen treffen in een moeilijke situatie, zullen wij natuurlijk proberen te helpen. Deze impuls ontspringt heel natuurlijk vanuit metta. Vroeger of later zal onze vriendelijkheid waarschijnlijk ook beantwoord worden. Iemand die wij geholpen hebben zal ons vriendelijkheid geven; of misschien zal vriendelijkheid uit een onverwachte hoek komen. Er is in deze wereld zo’n diepe behoefte aan metta: het zou door alles en iedereen omarmd moeten worden als een basaal menselijk principe.
Onthoud: metta wordt gedefinieerd als het wensen van en werken aan het geluk en welzijn van anderen. Ook al is het goed voor onszelf, merk op dat de definitie geen enkel woord bevat over het cultiveren van het eigen welzijn. Metta moet vrij zijn van iedere zweem van gerichtheid op onszelf. We moeten nooit calculeren: ‘Dus als ik jou help, wat levert dat mij op?’ Ja, metta is aangenaam en bevredigend in zichzelf; het brengt dikwijls vruchten voort die hoogst wenselijk zijn. Toch is ware metta zuiver gericht op het welzijn van anderen.
Metta wordt beschouwd als heilzaam, kusala. Wanneer het werkelijk onzelfzuchtig is is, raakt het het gebied van de volmaaktheden, de parami’s. Onzelfzuchtige liefdevolle vriendelijkheid is een stap in de richting van het boeddhaschap.