De oorspronkelijke versie van onderstaand artikel (met reacties van lezers) is te vinden in het Boeddhistisch Dagblad van 27 april 2016.
De afgelopen vier winters deed ik mee aan de 60-daagse Special Retreats voor buitenlanders die Sayadaw U Pandita sinds 1999 leidde in het Hse Mine Gon Forest Center in Bago, op zo’n 60 km van Yangon. Er waren in deze retraites de afgelopen jaren steeds zo’n 120 deelnemers, waarvan driekwart Aziaten. Ik heb het aantal Chinezen sterk zien toenemen: op termijn goed nieuws voor het Tibetaanse volk, mag ik hopen.
Een van de yogi’s die ik daar ontmoet heb is de Amerikaanse journalist en performer Alan Clements. Hij kende U Pandita vanaf 1979. Na de laatste Special Retreat heeft hij in februari nog 10 uur lang met hem gesproken over de toekomst van Birma. De gesprekken zijn gefilmd en een boek is in voorbereiding. Hier verwoordt Alan Clements wat Sayadaw U Pandita voor hem betekent.
Hoe hartbrekend het nieuws van Sayadaw U Pandita’s heengaan voor mij ook is, ik ben nu nog blijer dan ik al was dat ik zijn laatste vier Special Retreats heb bijgewoond. Hieronder geef ik een beknopt verslag van de impact die mijn allerlaatste retraite bij Sayadawgyi op mij gehad heeft.
Terug naar de wortels
Ik beoefen de Dhamma sinds 1980. Omdat ik onmiddellijk daar-en-toen de goede werking ervaarde van de methode die mijn eerste leraren mij leerden, heb altijd aan deze ene methode genoeg gehad: Vipassana volgens de Mahasi-instructies. Wel is mijn oefening vele jaren gestagneerd geweest. Dat kwam niet door de methode, maar door hoe ik omging met omgevingsfactoren: mijn leraren namen het niet zo nauw met de elementaire moraliteit, en daarmee creëerden zij een angstcultuur onder hun yogi’s. In die sfeer liet ik mijn oren te veel hangen naar anderen. Dat is het risico dat we lopen in een land als Nederland – ondanks alle globalisering een buitengewest, waar de Dhamma pas tientallen eeuwen na de Boeddha begint door te dringen – waar we in dat relatieve isolement al gauw de neiging hebben te denken dat onze leraar een genie is en dat we het met elkaar toch allemaal wel weten. Pas toen ik in 2007 de moed had om basale neigingen te volgen en terug naar de wortels te gaan, wist ik weer ontwikkeling in mijn oefening te brengen.
Sinds 2011 heb ik ieder jaar een paar maanden geoefend in de bakermat van de Mahasi-methode: bij Sayadaw U Pandita in Myanmar en bij zijn Duitse leerling U Vivekananda in Lumbini, Nepal. Om naar U Pandita te gaan was voor mij doorslaggevend dat hij in 2012 kenbaar maakte dat degenen die in Nederland de Mahasi-methode willen onderwijzen, er goed aan zouden doen eerst hun eigen oefening verder te verdiepen. In de veronderstelling dat de Mettavihari-leraren en de SIM zich verbonden voelden met de Mahasi-methode, heb ik dit destijds discreet onder hun aandacht gebracht. Zelf heb ik U Pandita’s mededeling als een uitnodiging opgevat om aan een Special Retreat deel te gaan nemen. Ik was immers in 2011 zelf 5-daagse retraites gaan begeleiden. Na mijn eerste Special Retreat heeft de SIM mijn verslag hiervan geplaatst in haar magazine Simsara.
U Pandita constateerde de laatste jaren wereldwijd een verval in het onderricht en de beoefening van de Mahasi-methode, met betrekking tot de diepgang in het algemeen en de loopmeditatie en concentratie in het bijzonder.
Met welke geest oefen je?
Er wordt nogal eens gedacht dat U Pandita overmatige ambitie of gewelddadigheid (naar gedachten, emoties of hindernissen) onderwees in de meditatie. Een groot misverstand. Wat zijn de feiten?
Er is meer nodig dan gewone aandacht, méér dan op een gewone manier kijken. U Pandita: ‘Er is een manier van kijken nodig die om ardent effort (viriya) en accurate aiming (vitakka) vraagt. Dat vraagt om verlangen om te oefenen. En dat verlangen komt alleen op als er vertrouwen is dat deze oefening ons tot een beter mens maakt.’ U Pandita vroeg nadrukkelijk niet om vertrouwen in de Boeddha of om vertrouwen in hem, of in andere leraren als persoon. Wél om vertrouwen in de instructies, een vertrouwen dat gebaseerd kan zijn op een theoretisch aanvaarden van veranderlijkheid.
‘Effort and aiming at the moment of arising, (energiek focussen op het moment dat iets opkomt), that’s the yogi’s only job.’
De eerste keer, drie jaar geleden, was ik hiervan een paar weken in een soort shock. Was dit niet heel anders dan wat ik eerder geleerd had? Er waren gevoelens van ontheemdheid. Maar toen ik resultaten begon te ervaren, werd duidelijk dat ik bezig was met vóór iets te gaan en niet tégen iets.
‘Energie (viriya) en richten (vitakka) op het object (lichamelijk basisobject of predominant ander object) maken de geest warm, fris, alert, actief, zacht, plooibaar en werkbaar, in plaats van verschrompeld, samengetrokken, koud, onhandelbaar, niet plooibaar, duf, slaperig of traag.’
U Pandita gebruikte in plaats van richten ook wel het woord pushing, met een vergelijking uit de voetbalwereld. ‘Als een ploeg de bal kwijt is, wat moeten de spelers dan doen? Druk zetten op de tegenstander, heet het tegenwoordig.’ Dat heeft natuurlijk niets te maken met gewelddadigheid in je handelingen stoppen, daarmee haal je alleen jezelf uit je spel. Druk zetten is heel uitgekookt daar gaan staan waar je het de tegenstander moeilijk maakt aan de bal te blijven, zodat je hem snel weer terug krijgt. Of kijk eens hoe kinderen zich ontwikkelen. Wat een doorzettingsvermogen, wat een inspanning om te leren zitten of staan!